Delen via


RPC:Voltooide gebeurtenisklasse

Van toepassing op:SQL ServerAzure SQL DatabaseAzure SQL Managed Instance

De RPC:Completed gebeurtenisklasse geeft aan dat een aanroep van een externe procedure is voltooid.

RPC:Voltooide gegevenskolommen van gebeurtenisklasse

Naam van gegevenskolom Gegevenstype Description Kolom-id Filterbaar
ApplicationName nvarchar Naam van de clienttoepassing die de verbinding met een exemplaar van SQL Server heeft gemaakt. Deze kolom wordt gevuld met de waarden die door de toepassing worden doorgegeven in plaats van de weergegeven naam van het programma. 10 Yes
BinaryData image Binaire waarde afhankelijk van de gebeurtenisklasse die in de tracering is vastgelegd. 2 Yes
ClientProcessID int De id die door de hostcomputer is toegewezen aan het proces waarop de clienttoepassing wordt uitgevoerd. Deze gegevenskolom wordt ingevuld als de clientproces-id wordt opgegeven door de client. 9 Yes
CPU int De hoeveelheid CPU-tijd die door de gebeurtenis wordt gebruikt. In microseconden vanaf SQL Server 2012 (11.x). In milliseconden in eerdere versies. 18 Yes
DatabaseID int Id van de database die is opgegeven door de USE <database> instructie of de standaarddatabase als er geen USE <database> instructie is uitgegeven voor een bepaald exemplaar. SQL Server Profiler geeft de naam van de database weer als de kolom ServerName-gegevens wordt vastgelegd in de tracering en de server beschikbaar is. Bepaal de waarde voor een database met behulp van de functie DB_ID. 3 Yes
DatabaseName nvarchar Naam van de database waarin de gebruikersinstructie wordt uitgevoerd. 35 Yes
Duration bigint Hoeveelheid tijd die nodig is voor de gebeurtenis. In microseconden vanaf SQL Server 2008 R2 (10.50.x). In milliseconden in eerdere versies. 13 Yes
EndTime datetime Tijdstip waarop de aanroep van de externe procedure is beƫindigd. 15 Yes
Error int Foutnummer van een bepaalde gebeurtenis.

0=OK
1 = Fout
2 = Afbreken
3 = Overgeslagen
31 Yes
EventClass int Type gebeurtenis = 10. 27 Nee.
EventSequence int Volgorde van een bepaalde gebeurtenis binnen de aanvraag. 51 Nee.
GroupID int Id van de workloadgroep waarin de SQL Trace-gebeurtenis wordt geactiveerd. 66 Yes
HostName nvarchar Naam van de computer waarop de client wordt uitgevoerd. Deze gegevenskolom wordt ingevuld als de hostnaam wordt opgegeven door de client. Gebruik de HOST_NAME functie om de hostnaam te bepalen. 8 Yes
IsSystem int Geeft aan of de gebeurtenis heeft plaatsgevonden in een systeemproces of een gebruikersproces. 1 = systeem, 0 = gebruiker. 60 Yes
LoginName nvarchar Naam van de aanmelding van de gebruiker (SQL Server-beveiligingsaanmelding of de Windows-aanmeldingsgegevens in de vorm van <DOMAIN>\<username>). 11 Yes
LoginSid image Beveiligingsidentificatienummer (SID) van de aangemelde gebruiker. U vindt deze informatie in de sys.server_principals catalogusweergave. Elke SID is uniek voor elke aanmelding op de server. 41 Yes
NTDomainName nvarchar Windows-domein waartoe de gebruiker behoort. 7 Yes
NTUserName nvarchar Windows-gebruikersnaam. 6 Yes
ObjectName nvarchar Naam van het object waarnaar wordt verwezen. 34 Yes
Reads bigint Aantal paginaleesbewerkingen dat is uitgegeven door de aanroep van de externe procedure. 16 Yes
RequestID int Id van de aanvraag met de instructie. 49 Yes
RowCounts bigint Aantal rijen in de RPC-batch. 48 Yes
ServerName nvarchar De naam van het exemplaar van SQL Server dat wordt getraceerd. 26
SessionLoginName nvarchar Aanmeldingsnaam van de gebruiker die de sessie heeft gestart. Als u bijvoorbeeld verbinding maakt met SQL Server en Login1 een instructie uitvoert zoals Login2, SessionLoginName wordt weergegeven Login1 en LoginName weergegeven Login2. In deze kolom worden zowel SQL Server- als Windows-aanmeldingen weergegeven. 64 Yes
SPID int Id van de sessie waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. 12 Yes
StartTime datetime Tijdstip waarop de gebeurtenis is gestart, indien beschikbaar. 14 Yes
TextData ntext Tekst van de aanroep van de externe procedure. 1 Yes
TransactionID bigint Door het systeem toegewezen id van de transactie. 4 Yes
Writes bigint Aantal pagina-schrijfbewerkingen dat is uitgegeven door de aanroep van de externe procedure. 17 Yes
XactSequence bigint Token dat de huidige transactie beschrijft. 50 Yes