Met de cmdlet Enable-DscDebug schakelt u foutopsporing in windows PowerShell Desired State Configuration (DSC) in door de DSC-engine, die ook wel local Configuration Manager (LCM) wordt genoemd. Standaard splitsen alle resource-exemplaren zich in het foutopsporingsprogramma.
Voorbeelden
Voorbeeld 1: Foutopsporing starten
Enable-DscDebug -BreakAll
Met deze opdracht wordt aangegeven dat de DSC-engine of LCM resourceopsporing start.
De volgende keer dat de configuratie wordt uitgevoerd, voert het proces het foutopsporingsprogramma in.
De cmdlet wordt uitgevoerd in een externe sessie of op een externe computer. Voer een computernaam of een sessieobject in, zoals de uitvoer van een New-CimSession of Get-CimSession cmdlet. De standaardwaarde is de huidige sessie op de lokale computer.
Hiermee geeft u het maximum aantal gelijktijdige bewerkingen op dat kan worden ingesteld om de cmdlet uit te voeren. Als deze parameter wordt weggelaten of als er een waarde van 0 wordt ingevoerd, berekent Windows PowerShell een optimale beperkingslimiet voor de cmdlet op basis van het aantal CIM-cmdlets dat op de computer wordt uitgevoerd. De beperkingslimiet is alleen van toepassing op de huidige cmdlet, niet op de sessie of op de computer.
De bron voor deze inhoud vindt u op GitHub, waar u ook problemen en pull-aanvragen kunt maken en controleren. Bekijk onze gids voor inzenders voor meer informatie.